De
dood kroop in mijn jongenshart,
jij
was mijn jeugd Natasja,
een
zwart wit verleden dat kraakt
als
de muizen tussen je tanden.
Ik
groef een gat met mijn vader
en
perste het zout uit mijn lijf.
Duizenden
dagen die wij deelden
nemen
mijn woorden uit de lucht
en
ik zwaai naar mijzelf in de verte
terwijl
mijn lippen zoeken naar een kus.
-Het schorre
zuchten van de wind
schrijft jouw
naam in mijn haar
met het
enkelvoud van de dood-
De
lijkstijfheid van mijn moedertaal
trekt
aan de wortels van mijn wil,
ik
kan alleen maar naar je fluiten
want
eenmaal met de beitel uitgestoken,
staat
een stenen woord het laatst.
©
René Hillenaar
Geen opmerkingen:
Een reactie posten