donderdag 31 januari 2013

Negentienhonderdeenentachtig


Ik brand mijn ogen aan de stoeprand waar zij staat,
wij zijn zestien en van glas.

Geluk ligt waterpas en ik weet alleen nog groen
en de smaak van abrikozen in haar mond.

Een Friese boerin knauwt haar sherryletters naar buiten
en laat ons ons in de rug fietsen door een rat.

God’s Wil weet precies hoe het moet
met de mondhoeken naar beneden.

Zonder het te weten zijn wij al op de terugweg
en ergens in de toekomst wordt een deur dichtgeslagen
die nooit meer opengaat voor mij



© René Hillenaar

Geen opmerkingen:

Een reactie posten